
Voor een podcastopname zit ik met een koptelefoon op mijn hoofd aan tafel met interviewster Anna. Ze wil van me weten hoe je snel van een burn-out afkomt. Ik vertel over het positieve effect dat eiwitsupplementen kunnen hebben op herstel. Duidelijk niet het gewenste antwoord. Abrupt krijg ik een andere vraag: of ik ook wel eens trauma’s behandel. Ook mijn antwoord daarop – ‘transdiagnostisch aanpakken’ – valt niet in de smaak. Anna begint te draaien op haar stoel. Als het interview is afgelopen, heb ik het gevoel dat ik tekortgeschoten ben, omdat ik me niet aan de voorbespreking heb gehouden. Anna richt zich na het gesprek direct tot de geluidstechnicus. ‘Ik sterf van de honger’, zegt ze, en wijst op een glazen pot in de vensterbank vol chocoladereepjes. ‘Mag ik er eentje?’ Ze grist een verpakking uit de pot, scheurt met haar tanden de wikkel los, en neemt een hap. ‘Die eet haar frustratie weg’, is mijn eerste gedachte. Ze had al iets gezegd over haar overgewicht, en ik zie in het snaaien een typisch overgewichtprobleem: gehaast je ongenoegen weghappen. ‘Valt goed te behandelen’, denk ik er automatisch bij. Op weg naar het station krijg ik zélf onweerstaanbare trek. Ik verlang naar een Swirl: zo’n ijsje dat je naar eigen smaak kunt samenstellen uit verschillende soorten softijs, fruit, chocolade en noten. Oeps, daar gaat mijn eigen frustratie met me aan de haal, realiseer ik me. Om mijn snacklust te temmen, roep ik de herinnering op aan hoe ik me de vorige keer voelde toen ik een Swirl scoorde op het station. Het is een gevoel van gêne: ‘in je eentje een ijsje eten in de trein doe je niet, zo ben je niet opgevoed’. Dat helpt. Zonder te zwichten voor de verleiding loop ik langs de winkel. Maar toch, het verlangen naar de Swirl blijft aanhouden. En dat is niet fijn. Misschien moet ik wat meer als Anna zijn, en af en toe gewoon eens toegeven aan mijn snacklust. Ik weet alleen ook dat dat heel lastig voor me is. Want naast schaamte, voel ik ook een diepe angst, die een soort freeze-reactie teweegbrengt. Ik ben bang dat ik onbeheersbaar zal uitdijen als ik luister naar mijn trek. Dat ik dan net zo dik word als mijn oma, voor wie haar keuken van twee vierkante meter de enige plek was waar zij zichzelf kon zijn. Om aan mijn lekker-trek toe te kunnen geven, moet ik mijn angst aanpakken. Daar zou ik mooi het EMDR-protocol voor eetstoornissen voor kunnen gebruiken dat Renée Beer in 2019 heeft ontwikkeld. Ik sprak Renée voor mijn boek ‘Stoppen met snacken’ en leerde van haar dat je EMDR-therapie niet alleen kunt inzetten om verlangens in toom te houden, maar ook om eraan toe te geven. Zowel snacklust als snackangst zijn goed te behandelen met één van haar zes modules. Je werkt aan nare herinneringen die zich opdringen, gerelateerde angsten, het negatief ofwel beschadigd zelfbeeld, het negatieve lichaamsbeeld, door drang gedreven gedrag en perfectionisme. Voor Anna zouden mogelijk de herinneringen aan superfijne snackmomenten targets kunnen zijn en voor mij de flashforward op het onbeheersbaar uitdijen als ik ook maar één likje van de Swirl heb genomen. Kortom: zowel Anna als ik zouden baat kunnen hebben bij EMDR. Gaan we samen de swirl maken om zowel lust áls onlust te bedwingen.
Beer, R. Protocol for EMDR Therapy in the Treatment of Eating Disorders. In M. Luber (Ed.; 2019), Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) Scripted Protocols and Summary Sheets. Eating Disorders, Chronic Pain, and Maladaptive Self-Care Behaviors. New York: Springer.