Ooit heette het een modeziekte. Nu is burn-out opgenomen in de internationale classificatie van ziektes van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO: ICD-11). Volgens de laatste cijfers van TNO hebben 1,3 miljoen werknemers in Nederland last van burn-outklachten. Dat leidt tot 11 miljoen dagen ziekteverzuim. Dat kost de werkgever €2,8 miljard. Dus best wel fijn als er een bewezen effectieve behandeling voor burn-out zou zijn. Hoe ver zijn we?
Probleem nummer een: er bestaat geen overeenstemming over wat burn-out is. Volgens de WHO is het een syndroom veroorzaakt door chronische stress op het werk met als kenmerken: gevoel van uitputting, mentale afstand tot het werk, en teruglopende efficiëntie.
Probleem nummer twee: bij behandeling van burn-out wordt er van uit gegaan dat je iets aan de oorzaak moet doen. Daar is niets op tegen, maar daarmee help je mensen niet van hun klachten af. Het is alsof je bij verkeersslachtoffers zegt: we moeten de verkeersveiligheid bevorderen. Goed idee, maar de patiënt is er niet mee geholpen.
Wil je de patiënt wel helpen, dan moet je naar de aard van het letsel kijken. Hoe zit dat bij burn-out? Weten we daar iets van? Gelukkig wel. Kijk maar eens naar de neurobiologische gevolgen: ontregeld autonoom zenuwstelsel, meer adrenaline en cortisol, gekrompen hippocampus en dikkere amygdala. Zie bijvoorbeeld de YouTube video Stress and Your Body van de onlangs overleden neurobioloog Bruce McEwen.
Dat zijn dezelfde verschijnselen als bij een complexe posttraumatische stressstoornis (cptss), een classificatie die ook in de ICD-11 van de WHO staat. Dat schiet op, want cptss kun je effectief behandelen met EMDR of cognitieve gedragstherapie, blijkt onder andere uit onderzoek van klinisch psycholoog David van den Berg.
Maar is het niet gek om mensen met burn-out te behandelen alsof ze aan trauma’s lijden? Alsof het probleem bij hen ligt, en niet bij de organisatie van het werk. We waren net zo blij dat we door de WHO-omschrijving van burn-out van de victim blaming af waren.
Maar wacht even: van mensen die een oorlogstrauma hebben, zeggen we ook niet dat het hun eigen schuld is dat ze minder goed functioneren. En die mensen help je niet door oorlog te verbieden. Wel door op een effectieve manier hun trauma te behandelen.
In België heeft professor Elke Van Hoof, klinisch psycholoog met als specialisatie psychodiagnostiek, trauma, stress en burn-out, aangetoond dat mensen die voor hun burn-out met de traumatherapie EMDR werden behandeld twee keer zo snel terugkeerden naar hun werk als gemiddeld.
Van Hoof richt de EMDR op de ervaringen in het werk die angst oproepen, zoals controle verlies, en het gevoel dat je faalt, fouten maakt, te traag werkt en er niets uit je handen komt. Van die angsten kun je dus afkomen. En je kunt verder gaan, merk ik in mijn eigen praktijk. EMDR werkt ook goed bij het behandelen van negatieve zelfwaardering en schuld- en schaamtegevoelens.
Nu er zicht is op een eenduidige manier van diagnosticeren van burn-out, lijkt het slim om te onderzoeken welke therapeutische behandelmethoden werken. Als eerste dienen zich hiervoor aan: cognitieve gedragstherapie en EMDR. Voor cognitieve gedragstherapie is de richtlijn dat mensen met burn-out in veertien sessies zijn te behandelen. Met EMDR kan het vaak sneller. Eén sessie is soms voldoende.
Betekent dat dat wie lang rondloopt met burn-out klachten een mietje is? Nee natuurlijk niet. Tegen iemand die in één dag van een oorlogstrauma wordt afgeholpen waar hij een leven lang meer rond heeft gelopen, zeg je ook niet dat hij een aansteller is. Dat geldt ook voor burn-out. Ook als je daar al maanden mee thuis zit, kan het geen kwaad om bij een emdr therapeut langs te gaan. Je vindt ze op www.emdr.nl